Op deze plek delen we ervaringen en inzichten van leefstijlcoaches waar jij door geïnspireerd kunt raken. Of je nu net begint aan een van de opleidingen tot leefstijlcoach of al bent afgestudeerd; bij de AVLEG blijf je altijd leren! Deze keer vertelt dr. Angelika Kindermann, kinderarts maag-darm-leverziekten in het AUMC, wat de opleiding heeft toegevoegd, zowel professioneel als persoonlijk.
Waarom ben je de verkorte opleiding leefstijlcoaching voor artsen gaan doen?
‘Om verschillende redenen. Het begon met het boek Ikigai, over de Blue Zones. Dat vond ik zo inspirerend dat ik meer te weten wilde komen over gelukkig en gezond ouder worden. Ook de tweede reden was persoonlijk. Na een heftig ongeval tijdens een taxirit in Portugal, zes jaar geleden, bleef ik na operaties klachten houden. Wat me gered heeft, is zoeken naar wat ik nog wél kan. Mindfulness helpt me daarbij, dat heeft soms meer effect dan pijnmedicatie. Bizar genoeg is er in de opleiding tot kinderarts geen aandacht voor de vaardigheden en kennis van leefstijlgeneeskunde. Ik zocht naar een opleiding waarbij ik deze ervaringen kon verdiepen om ze ook op mijn patiënten toe te kunnen passen. Ik kwam bij de AVLEG uit, omdat ik de opzet van de opleiding heel duidelijk en afgebakend vond. Ik wilde niet zomaar een cursus volgen, maar het professioneel en wetenschappelijk aanpakken. Bovendien realiseerde ik me nog meer dat wij artsen vaak denken dat patiënten zich goed houden aan wat er tijdens de consulten is besproken, maar dat dat niet zo is. En dat weten we vaak niet, omdat patiënten ons het niet vertellen, dat blijkt ook uit onderzoek. Hoe een arts zich opstelt tijdens het gesprek kan een wereld van verschil maken voor de compliance, dat heb ik zelf ook ervaren.’
Wat werkt er goed voor jou?
‘Als ik de goede vragen krijg en mee mag beslissen! Goede vragen zijn open, en zetten mij aan het werk om zelf na te denken en met oplossingen te komen.’
Pas je dat nu ook toe in je werk?
‘Jazeker. Tijdens de opleidingen realiseerde ik me hoe vaak ikzelf juist gesloten vragen steI aan mijn patiënten. Zij hebben vaak buikpijnklachten. Vroeger vroeg ik bijvoorbeeld vaak of die buikpijn prikkend, zeurend, krampend of drukkend was. Nu vraag ik; ‘kun je die buikpijn omschrijven? Wat maakt dat je het krijgt? Wanneer krijg je het en wat belemmert jou het meest daarin?’ Ook leg ik nu veel bewuster minder de nadruk op de klachten, en focus ik nog meer dan ik al deed op wat wél goed gaat en wat helpt. Maar als ik daarnaar vraag, volgt er vaak een lange stilte.’
Waarom blijft het stil?
‘Mijn ervaring is, dat patiënten vaak niet gewend zijn dat iemand dat vraagt, en zelf ook niet vaak stilstaan bij wat er wel goed gaat. Ze zijn gewend om altijd maar te focussen op de klachten: ik heb buikpijn en diarree. Ik ben zo moe. Ik kan niet meer met vriendjes spelen. Het is vaak voor patiënten niet zo makkelijk om ernaar te kijken, maar het helpt hen wel om te bedenken wat ze anders kunnen doen. Soms is dat voor henzelf echt een aha-erlebnis.’
Geef eens een voorbeeld?
‘Voor kinderen met inflammatoire darmziektes zijn de periodes waarbij ze veel opvlammingen hebben heel vervelend. Ze moeten dan op een dag wel 10 tot 15 keer naar de wc en dat is superlastig als je bijvoorbeeld met vrienden door de stad loopt. Er is vaak geen wc, of de wc is vies of je mag ‘m niet gebruiken. Dat is echt zo vervelend, ook het onbegrip waar patiënten mee te maken hebben. Uit schaamte houden ze het dan soms te lang op en dan gaat het mis. En dat is natuurlijk heel vervelend. Daarom kiezen patiënten er soms voor om al die leuke dingen maar niet meer te doen. Ze trekken zich terug. Maar als je het goed navraagt, zijn er ook momenten dat ze niet zo vaak naar de wc hoefden te gaan. Wat deden ze toen anders? Dan komen ze met oplossingen, zoals een paar over de tijd verspreide hele kleine maaltijden nemen voordat ze de stad in gaan, en dan later thuis een grotere maaltijd eten. Voeding ligt natuurlijk voor de hand om te bespreken bij buikklachten, maar de andere leefstijlfactoren zijn ook heel belangrijk. Bewegen bijvoorbeeld, daar moeten patiënten vaak ook een drempel over.’
Hoe kun jij hen daarbij helpen?
‘Kinderen – en ook volwassenen – met chronische ziektes zijn vaak heel bang voor beweging of sporten. Ze zijn bijvoorbeeld bang dat het misgaat, dat de klachten verergeren en hebben vaak een slechte conditie, juist doordat ze niet sporten. Bij schoolgym worden kinderen vaak als laatste gekozen. Om dat te voorkomen melden ze zich vaak ziek voor gym. Maar aan de andere kant weten we dat beweging juist een enorm positief effect heeft op hun welzijn en ook op de ziekte zelf. Wat ik dan probeer uit te leggen, is dat als je eenmaal begint met meer bewegen de beginperiode misschien lastig is, maar dat je daarna echt verbetering zult merken. Dat je krachtiger wordt, zowel lichamelijk als psychisch, en dat je minder last van je ziekte kunt hebben. Dan vraag ik: goh zijn er vormen van beweging die je ongelofelijk leuk zou vinden? Of soorten beweging waar je geen klachten van krijgt? Dan bouwen we het heel langzaam op, en als ze dan zelf merken dat wat ik heb voorspeld ook klopt, zijn kinderen vaak enorm gemotiveerd om nog meer te gaan bewegen.’
Strookte de opleiding met je verwachtingen?
‘Inhoudelijk zeker, maar ik had me een beetje verkeken op de hoeveelheid tijd die de opleiding kost. Dit doe je er echt niet zomaar even naast, en dat is maar goed ook want die tijd is zeker nodig om de kennis en vaardigheden echt goed onder de knie te krijgen. Ook had ik me van tevoren niet gerealiseerd hoeveel impact de opleiding persoonlijk op me zou hebben. Ik had natuurlijk wel gelezen dat we zouden beginnen met jezelf coachen, maar ik ging er van uit dan mijn leefstijl al heel gezond was en dat ik me ook bewust was van gedragingen en patronen. Totdat we bijvoorbeeld zelf met een implementatie-intentie aan de slag gingen. Dat was echt een eye-opener.’
Wat was er zo moeilijk?
‘Hoe lastig het was om bijvoorbeeld’ s avonds geen koekjes en chocola meer te nemen, bij de thee! Ik zou voortaan nootjes of fruit eten en dacht ’dat doe ik even’. Maar jee, wat zat die snoepgewoonte van zeker tien jaar er diep in. Uiteindelijk is het me gelukt hoor, maar ik had er heel veel discipline voor nodig. Nu bevalt het eigenlijk zo goed dat ik nog maar zelden een koekje neem.’
Wat leerde je hiervan?
‘Hoe hardnekkig eetgewoontes zijn. Dat had ik echt zwaar onderschat. Nu heb ik nóg meer begrip voor mensen die ermee worstelen om hun eetgedrag aan te passen. Ook heel waardevol om mee te maken was de ervaring van het doorzetten. En dat het dan wél lukt, dat je een gewoonte kúnt veranderen. En hoe fijn ‘t dan voelt, dat het toch maar mooi gelukt is en ook hoe goed die nieuwe eetgewoonte bevalt. Nu is dat hele proces van gedragsverandering niet meer alleen iets dat ik bespreek met patiënten, maar ik heb het ook zelf doorleefd. En daardoor zijn mijn gesprekken, denk ik nog effectiever, geworden. Oh, ik vergeet bijna het allerbelangrijkste!’
Wat dan, vertel!
‘De rode draad in mijn opleiding: ik was een enorme redder. Op mijn werk en ook thuis. Ik wil het altijd goed doen. Ik was me daar al wel van bewust maar ik realiseerde me niet dat er ook een negatieve kan aanzit. Door mensen altijd maar te helpen, geef je hen ook het gevoel dat ze het zonder jou niet kunnen. Ik probeer nu vaker iets meer achterover te leunen en de verantwoordelijk te laten waar ie eigenlijk hoort; bij de patiënten zelf. Ik kan en hoef niet altijd de reddende engel te zijn, of voor een oplossing te zorgen. Dat voelt voor mijzelf ook rustiger, maar ‘t blijft een valkuil, haha’.
Je bent pas net afgestudeerd. Wat zijn je plannen voor de toekomst?
‘Wat ik heb geleerd bij de AVLEG wil ik integreren in alle drie de academische pijlers van mijn werk: naast patiëntenzorg is dat ook onderwijs en onderzoek. In het AUMC wil ik een start maken met meer aandacht voor leefstijlgeneeskunde in de opleiding tot kinderarts. En wat onderzoek betreft, de studies naar leefstijlinterventies bij volwassenen met maagdarmziektes beginnen nu langzaam van de grond te komen, maar dat is echt nog heel summier. Bij kinderen zou ik het onderzoek graag opstarten en kijken wat het effect is van meer aandacht voor alle dimensies voor leefstijl in de behandeling. Ik ben ervan overtuigd dat de winst groot is!’
Hoe zie je de toekomst voor leefstijlcoaching voor kinderen?
‘Per 1 januari 2024 wordt leefstijlcoaching voor kinderen met obesitas vergoed vanuit de basisverzekering. Dat vind ik natuurlijk een heel goede ontwikkeling. Maar dat betekent wel dat we goede professionals op moeten leiden, want kinderen zijn geen kleine volwassenen. De volwassenencoaching op leefstijl kun je niet zomaar naar hen vertalen. Neem alleen al voeding, als kinderen nog in de groei zijn gelden voor hen bijvoorbeeld andere hoeveelheden dan voor volwassenen. Ook de beweegnormen verschillen van die van volwassenen. Bovendien trek je om een kind van 4 te motiveren andere coaching vaardigheden uit de kast dan je voor een volwassene zou gebruiken. En voor kinderen van 10 en pubers van 15 heb je weer een andere benadering nodig. Ook is het heel belangrijk dat je de ouders meehebt, dus de coaching is al snel gezinsoverkoepelend. Het allermooist zou zijn als coaching op leefstijl voor alle kinderen beschikbaar komt, niet alleen voor kinderen met overgewicht. Jong geleerd is oud gedaan; aandacht voor leefstijl in de kindertijd kan echt heel veel ziekte en kosten op latere leeftijd voorkomen.’
Interview door Susanne de Joode